De leiders van de Europese Unie bespreken actief een terugdraaiing van hun historische verbod op de verkoop van nieuwe benzineauto’s uit 2035, gedreven door de toenemende druk van autofabrikanten en een veranderend economisch landschap. Het debat onderstreept een groeiende spanning tussen ambitieuze klimaatdoelstellingen en de onmiddellijke financiële realiteit van een industrie die een enorme ontwrichting ondergaat.
Lobbyen in de sector wint terrein
Jarenlang heeft de EU zichzelf gepositioneerd als wereldleider op het gebied van klimaatactie, waarbij de deadline van 2035 als hoeksteen van haar groene agenda fungeert. De recente economische tegenwind, in combinatie met agressief lobbywerk van traditionele autofabrikanten, noopt echter tot een herbeoordeling. Mercedes-Benz CEO Ola Källenius is een uitgesproken pleitbezorger voor het verzwakken van de regels, met het argument dat de oorspronkelijke tijdlijn “niet langer haalbaar” is vanwege knelpunten in de infrastructuur en de trage acceptatie door consumenten van elektrische voertuigen (EV’s).
Het argument draait om het behoud van banen, het behoud van het concurrentievermogen en het garanderen dat fabrikanten de transitie winstgevend kunnen financieren. Källenius beschouwt dit niet als een toevluchtsoord, maar als een ‘upgrade naar een slimmere strategie’. De drang naar flexibiliteit komt terwijl de Europese economie het moeilijk heeft, waarbij autofabrikanten en leveranciers tienduizenden banen schrappen.
Het debat: alternatieve brandstoffen versus volledige elektrificatie
Centraal in het debat staat de toekomst van verbrandingsmotoren. De Europese Commissie overweegt nu ‘technologieneutraliteit’ toe te staan, waaronder plug-in hybrides en auto’s die op synthetische brandstoffen of biobrandstoffen rijden, kunnen vallen. Autofabrikanten willen dat deze alternatieven ook na 2035 tot emissievrije voertuigen worden gerekend.
Deze stap wordt fel tegengewerkt door milieugroeperingen als Transport & Environment (T&E), die beweren dat dergelijke concessies het hele klimaatkader zouden ondermijnen. T&E waarschuwt dat het toestaan van hybrides en synthetische brandstoffen de onvermijdelijke verschuiving naar volledige elektrificatie alleen maar zou vertragen en een concurrentievoordeel zou opleveren voor Chinese autofabrikanten.
Economische realiteit en nationale belangen
Duitsland leidt de aanval om het verbod te verzwakken, gedreven door zorgen over de worstelende economie en de precaire toestand van de auto-industrie. Nu bijna 800.000 banen op het spel staan, staan de Duitse leiders onder enorme druk om binnenlandse fabrikanten te beschermen. Kanselier Friedrich Merz heeft beloofd dat er in 2035 “geen harde bezuinigingen” zullen plaatsvinden, wat een duidelijke bereidheid tot compromissen aangeeft.
De situatie wordt verder gecompliceerd door het feit dat de autoproductie in Duitsland sinds 1998 is afgenomen, met een scherpe daling na de COVID-19-pandemie. De sector wordt geconfronteerd met toenemende concurrentie van goedkopere Chinese voertuigen, wat de urgentie van het debat vergroot.
De rol van alternatieve brandstoffen
De discussie rond synthetische brandstoffen en biobrandstoffen is controversieel. Terwijl voorstanders beweren dat deze alternatieven de uitstoot kunnen verminderen, wijzen critici op hun inefficiëntie en hoge kosten. Deskundigen als Peter Mock van de International Council on Clean Transportation doen e-fuels af als afleiding, met het argument dat elektrificatie de superieure oplossing blijft voor het wegvervoer.
De toekomst van de EV-transitie
Het klimaatbeleid van de EU heeft al aanzienlijke investeringen opgeleverd in de productie van elektrische voertuigen, batterijfabrieken en oplaadinfrastructuur. Veel pure-play EV-fabrikanten, batterijleveranciers en andere belanghebbenden vrezen dat het verzwakken van het verbod van 2035 deze investeringen in gevaar zou brengen.
Lucid Motors Europe-president Michael Lohscheller waarschuwt dat het terugdraaien van de deadline bedrijven zou straffen die hun toekomst al op elektrificatie hebben ingezet. Hij stelt ook dat Europa het risico loopt achterop te raken bij de mondiale concurrenten als het zijn klimaatdoelstellingen verzwakt.
Het pad voorwaarts
Het debat over het verbod van 2035 benadrukt de complexe afwegingen tussen klimaatambitie en economische realiteit. Terwijl sommige autofabrikanten aandringen op flexibiliteit, waarschuwen milieugroeperingen voor het verwateren van de regels.
De EU staat voor een cruciale beslissing: ofwel vasthouden aan haar engagement voor volledige elektrificatie, ofwel een compromis sluiten met de eisen van de industrie. De uitkomst zal de toekomst van de Europese auto-industrie en haar bijdrage aan de mondiale klimaatinspanningen bepalen.
Uiteindelijk zal de weg voorwaarts een delicaat evenwicht vereisen tussen ecologische duurzaamheid en economische levensvatbaarheid. Of de EU dat evenwicht kan vinden, valt nog te bezien




























